Hoe uw optimale bemestingsmoment te bepalen?

Als u weet hoeveel, waar en wanneer u gaat bemesten en dat zowel voor zowel kunstmest als voor drijfmest heeft u de bemestingsstrategie zo goed als rond.

De afgelopen twee jaar is een groep boeren in Noord-Holland onder begeleiding van het collectief en met ondersteuning van PPP-Agro Advies met deze vragen aan de gang geweest. Met name het bepalen van het optimale moment stond daarin centraal. We hebben middels recent onderzoek en ouder onderzoek een goed beeld weten te vormen wat het optimale moment voor bemesten is in het voorjaar. Dit hebben we aangevuld met praktijkexperimenten op de eigen bedrijven.

Wanneer bemesten?

Bodemtemperatuur is veel genoemd als maat voor het bepalen van het optimale bemesting moment. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Zowel recente als historische proeven laten zien dat bodemtemperatuur niet geschikt is voor het bepalen van de optimale bemestingsmoment. Er werd geen verband gevonden tussen de bodemtemperatuur en een maximale stikstof benutting.

Juiste bodemtemperatuur toch niet het belangrijkste

Waarom is er dan toch zoveel gecommuniceerd in de media over bodemtemperatuur? Vanuit de literatuur is bekend dat gras begint te groeien bij 5 graden bodemtemperatuur. De gedachte die vaak gecommuniceerd is vanuit diverse projecten is dat je gras moet voeden als het honger heeft en dus moet bemesten bij een bodemtemperatuur van 5-8 graden. Maar of die denktrant juist is, was nog nooit onderzocht. De afgelopen wee jaar is dit in het werkgebied van Water, Land & Dijken en in regio Utrecht in de praktijk onderzocht. Ook is er gekeken naar historische proeven waar de temperatuur van bekend was door het NMI. Hieruit bleek geen verband tussen bodemtemperatuur en de benutting van de bemesting.

Grasopbrengst of stikstof benutting?

Wat bepaald dan wel het optimale bemestingsmoment van dierlijke mest? In het project kwam naar voren dat deelnemers bewust kiezen voor vroeg bemesten of later bemesten. Voor vroeg bemesten is het argument dan eerder gras. Voor later bemesten is het argument een betere N benutting. Het mooie is dat beide waar is en aansluit bij het onderzoek. Vroeg bemesten leid tot vroeg gras, en over het seizoen gemiddeld tot meer gras. Iets later bemesten leid in de praktijk en onderzoek tot de hoogste stikstof benutting. Dat is een van de redenen dat er weinig biologische boeren te vinden zijn die gelijk 15 februari beginnen met uitrijden. Stikstof benutting is voor hen belangrijker dan totale kilogrammen droge stof.

Samengevat

Vroeg uitrijden geeft een hoger risico op meer uit- en afspoeling van nutriënten met name bij veel regenval. Dit leidt tot een lagere eiwit opbrengst. Maar de groei begint wel wat eerder en op jaarbasis daardoor meestal wat meer gras. Later uitrijden (1e 2 weken van maart) geeft meestal een betere N benutting maar, door een wat latere start van de groei iets minder totaal opbrengst op jaarbasis. Daarnaast heeft het als risico dat er ook een kans is dat je ook in die periode niet kunt bemesten doordat het te nat is, waardoor je vervolgens erg laat bemest.

Wat is dan het optimale moment? Basis uitgangspunt is dat de draagkracht voldoende is en er geen extreme regenval of stevige vorst op korte termijn in de verwachting zit. Dus als de draagkracht goed is in februari en er wordt op korte termijn geen stevige regenval of vorst verwacht kunt u het beste gewoon uitrijden. Als het uitrijden wat betreft draagkracht slecht is: wachten. Is de draagkracht net aan en er wordt stevige regenval verwacht kunt u ook beter wachten. Zolang de bemesting nog in de eerste weken van maart valt is de gemiste ds opbrengst zeer beperkt. In de praktijk is op klei en veengrond begin maart vaak een goed moment.

Voor kunstmest is het belangrijk om rekening te houden met de T-som. Ook de T-som kent een onderscheid tussen vroeg bemesten voor veel gras en later bemesten voor de maximale N-benutting.

Voor Maximale Groei Voor Maximale N benutting
Weiden 175-250 250-300
Maaien 250-300 300-400

Op het moment van schrijven (18-02-2020) is de actuele T – som in midden Noord-Holland al boven de 300. Voor kunstmest geld echter hetzelfde advies als voor drijfmest, er moet uiteraard geen water op het land staan en op korte termijn geen hevige regenval in de verwachting.

Als het nat blijft kan het echter wel interessant zijn dit jaar om eerder kunstmest te strooien dan dierlijke mest toe te dienen. Zeker als de draagkracht of beperkte uitrij capaciteit dwingt tot een late bemesting van dierlijke mest.

Juiste hoeveelheid

De verdeling van dierlijke mest vind het beste plaats op basis van weiden en maaien en daarna fosfaattoestand/fosfaatlevering. Deel uw percelen in vier categorieën in. Onderstaand advies gaat uit van gemiddelde mest met 1,4 P2O5. Het advies hangt ook samen met hoeveel mest u beschikbaar heeft en de gehalten in de dierlijke mest. In onderstaande tabel staan de adviezen.

Weiden Maaien
Hoog fosfaat 15 m3 RDM 25 m3 RDM
Laag fosfaat 25 M3 RDM 35 M3 RDM

Het afstemmen van de kunstmestgift gebeurd vervolgens op de gegeven drijfmest gift, N gehalte in de mest, bodem, gebruik en gewenste RE gehalte in de kuil. Dat is nogal veel maar uiteindelijk wil je ook de kunstmest invullen in bovenstaande tabel. N giften kun je halen uit de tabellen op www.bemestingsadvies.nl open daar de adviesbasisbemesting.

Wim Honkoop- Adviseur management & strategie

18-02-2020

Dit project werd mede mogelijk gemaakt dankzij financiering vanuit het programma Bodem & Water, en provincie NH.

Boeren zetten land tijdelijk onder water voor de weidevogels

Vanaf half februari zetten zo’n 40 boeren in Midden Noord-Holland delen van hun grasland tijdelijk onder water. Met deze ‘plas-dras’-percelen bieden ze weidevogels voedselrijke en veilige plekken. Wegens succes in voorgaande jaren nam de agrarische natuurvereniging Water, Land & Dijken het initiatief dit jaar nog meer hectare plas-drassen te realiseren en boeren van waterpompen te voorzien.

Een boer laat zijn land niet zomaar onder water lopen. Toch zetten steeds meer boeren op 15 februari de pomp aan om het grasland van enkele centimeters water te voorzien. Precies op tijd als de grutto rond half februari weer aankomt in Nederland. De vogels kunnen gemakkelijk voedsel vinden in de nattere en zachte bodem. Zo kunnen zij, na hun lange reis vanuit het zuiden, ‘opvetten’: lekker veel eten, zodat zij sterk genoeg zijn om te broeden.

Aantrekkelijk voor weidevogels
Water, Land & Dijken deed goede ervaringen op met de aanleg van plas-drassen voor weidevogels. De natte graslanden blijken flink bij te dragen aan de overlevingskansen van weidevogels. Kieviten, grutto’s en tureluurs vinden er extra veel insecten en wormen. De bodem wordt door het water wat zompig en zacht, dus zij kunnen gemakkelijk met hun snavel een wormpje trekken. En als zij in de plas rusten zorgt het omringende water ervoor dat predatoren, zoals vos en marter, niet snel bij hun komen. Water Land & Dijken is daarom blij dat dit jaar nog meer boeren bereid zijn om dit voor de weidevogels te doen.

Goed inpasbaar
‘Plas-dras’ is een maatregel die melkveehouders in hun bedrijfsvoering kunnen inpassen. Water, Land & Dijken ondersteunt de deelnemende boeren met gericht advies over het juiste weidevogelbeheer. Boeren ontvangen ook een vergoeding voor de twee tot vier maanden dat hun vernatte percelen in gebruik zijn door de weidevogels.
—————————–

Voor meer informatie: Martine Bijman, projectleider Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer, e-mail: m.bijman@waterlandendijken.nl, telefoonnummer: 06-25374307 www.waterlandendijken.nl